Tijdstip zaaien

5. Wanneer zaaddragers uitzaaien?

5.1 Selecteren of vermeerderen

Selecteren gebeurt het best onder de juiste teeltomstandigheden en in de gewenste teeltperiode. Daarom wordt het best uitgezaaid op het moment dat het voor de teelt bedoeld is. Dan kunnen zaaddragers geselecteerd worden uit het gewas zoals het op het veld staat. Na de groenteteelt komt nog de zaadteelt op de geselecteerde planten. Ofwel nog in hetzelfde jaar (éénjarigen), ofwel na overwintering van de zaaddragers (tweejarigen). Vele groenten zijn tweejarig en kennen daardoor een moeilijke instandhouding van de zaaddragers gedurende de winter.
Soms wordt het zaaimoment ook wel verschoven. Zo worden wortelen, bieten, rapen, .. later in het jaar uitgezaaid, zodat ze nog voor de winter in een jong stadium kunnen ingekuild worden om vorstvrij te overwinteren. Daardoor behouden ze de nodige vitaliteit om het volgend jaar gemakkelijk te hergroeien en tot zaadvorming te kunnen overgaan. Bij sla wordt soms uitzonderlijk vroeg gezaaid, zodat de plant hetzelfde jaar nog in bloei en tot de zaadoogst komt.

5.2 één- of tweejarige planten

Eénjarige planten komen in hetzelfde teeltjaar tot consumptie (oogstklaar gewas) én tot zaadvorming. Voorbeelden hiervan zijn: sla, bonen, erwten, tomaten, paprika, pompoen, komkommer, meloen, basilicum, tuinmelde, tuinkers, spinazie …
Tweejarigen: in het eerste jaar ontwikkelt zich de groente, in het tweede jaar gaat men over tot de zaadwinning. Voorbeelden hiervan zijn ui, prei, wortelen, knolvenkel, pastinaak, selder, rode biet, warmoes, schorseneer, koolrabi, witte kool …
Hiervan worden de zaaddragers overwinterend. Soms kan, afhankelijk van de soort en de teeltperiode, een gewas 1-jarig of 2-
jarig geteeld worden, vb. bloemkool, andijvie, broccoli, Chinese kool.
Sommige gewassen zijn meerjarig: het zijn ‘vaste planten’ of planten die jaar na jaar overleven en elk jaar weer zaden vormen. Voorbeelden: bieslook, zuring, artisjok, kardoen, zeekool en vele meerjarige kruiden en bloemen.

5.3 Hoe tweejarigen overwinteren

Goed overwinterde, tweejarige, voor zaadteelt bestemde planten zullen in het voorjaar gezond en wel opnieuw groeien om zaad voort te brengen. Een goede bewaring doorheen de winter is dus noodzakelijk.

5.3.1 Overwinteringsplaats

Sommige gewassen overleven de winter op het veld. Voorbeelden hiervan zijn schorseneren, pastinaak, winterprei en winterharde kolen zoals savooikool en boerenkool.
Voor andere gewassen moet een goede winterbewaarplaats gevonden worden. Een goede winterbewaarplaats is vorstvrij en heeft een vrij constante temperatuur tussen 1°C en 5°C. Voorbeelden hiervan zijn rode en witte kool, bloemkool, sla, andijvie, witloof en selder. Bij wortelgewassen moet het ook donker zijn. Overwinteren kan dan in een kelder of een groeve.
Bij sommige bladgroenten (koolgewassen, zomerprei enz.) en bij overwintering van jong plantgoed als zaaddrager zijn vorstvrije plastiektunnels of serres geschikt.
Bij diverse wortel- en knolgewassen moet men ook opletten voor schadelijke uitdroging.

5.3.2 Werkwijze overwinteren

Gebruik alleen gezonde en onbeschadigde planten als zaaddragers. In het begin van de overwintering is het zinvol de planten wekelijks te controleren en aangetaste planten of plantendelen te verwijderen. Snijvlakken kan men ontsmetten met houtskool of as.

5.3.3 Uitplanten in het voorjaar

Het is goed de planten die uit de donkere bewaarruimte komen, tijd te geven zich aan het felle zonlicht aan te passen. Wortelgewassen kan men daarom één week voor het uitplanten uit de kelder of groeve halen om ze in een plastiektunnel of onder beperkt licht te plaatsen vooraleer buiten te planten. Zo komt de chlorofylvorming in het blad terug op gang.

Een bewolkte, milde en regenachtige dag is het ideale plantmoment. Een vlotte hergroei kan bekomen worden door de planten goed aan te gieten. Vooral koolrabi, raapjes, selder en andere wortelgewassen moeten voldoende water krijgen tot ze
weer nieuwe worteltjes gevormd hebben.