Vermeerdering

1. Vegetatieve of generatieve vermeerdering?

1.1 Vegetatieve vermeerdering

Bij de vegetatieve vermeerdering wordt er gebruik gemaakt van plantendelen door stekken of uitlopers, knollen of bollen. Uit één plant ontstaan meerdere planten die genetisch identiek zijn aan de moederplant. Ze onderscheiden zich van de moeder doordat ze jonger en vitaler zijn. Maar vegetatief vermeerderde gewassen hebben wel een groter risico op overdracht van ziekten (virussen en schimmelziekten, soms ook aaltjes) van de besmette moederplant op de vegetatief vermeerderde nakomelingen.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Etage-ui of boomui
  • Veel vaste planten overleven met ondergrondse stengels, knollen of bollen ondergronds. Volgende gewassen zijn hier voorbeelden van:
    • aardappelen: knol
    • aardpeer: knol
    • knolcapucin: knol
    • knoflook: bol
    • bieslook: bol
    • sjalotjes: bolletjes
    • mierikswortel: wortelknol
    • rabarber: wortelknol
    • munt: ondergrondse stengels

1.2. Generatieve vermeerdering

De generatieve vermeerdering is vermeerdering door zaad dat tot stand komt door vereniging van mannelijk erfgoed (stuifmeel) en vrouwelijk erfgoed (de eicel in het vruchtbeginsel). Het erfgoed van de ouders wordt daardoor ‘herschikt’. Zelfbestuivers zijn van nature homogeen. Kruisbestuivers zijn heterogeen, want elk individu heeft een verschillend genotype.

Knolcpaucin
Knolcpaucin