Rasecht zaad

6. Hoe krijg je dan rasechte zaadwinning?

6.1. De soort als bevruchtingsgrens

Om na te gaan of er gevaar bestaat voor bastaardkruisingen is het belangrijk te weten of we met een zelfbevruchtend of met een kruisbevruchtend gewas te maken hebben én te kijken naar de verwantschap tussen mogelijke bestuivers. Bij gewassen die strikt zelfbestuivend zijn, is het gevaar op bastaardkruisingen vrijwel onbestaande. Algemeen geeft de botanische naam het best uitsluitsel over mogelijkheid tot bastaardvorming. Bij de beschrijving van de zaadteelt per gewas zal de botanische naam vermeld zijn. Botanische naamgeving: planten hebben een tweedelige wetenschappelijke (Latijnse) naam. Het eerste gedeelte is de geslachtsnaam die reeds een vorm van verwantschap uitdrukt, het tweede gedeelte is de soortnaam. Bij planten met dezelfde soortnaam is de verwantschap zo nauw dat onderlinge kruising mogelijk is.

 
Voorbeeld 1
Tussen Pisum sativum = erwt en Pisum arvense = capucijner: Beide planten hebben een verschillende soortnaam en kunnen dus niet met elkaar kruisen. Binnen één soort zijn er echter meerdere types of botanische variëteiten mogelijk.
 
Voorbeeld 2
Tussen Beta vulgaris ssp vulgaris var. vulgaris convar. Vulgaris (= rode biet) en Beta vulgaris var. vulgaris var. Cicla convar. Cicla: (= warmoes). Beiden planten behoren tot dezelfde soort namelijk Beta vulgaris. Ze kunnen dus kruisen. Het zijn botanische variëteiten van dezelfde soort waarvan in elke botanische variëteit verschillende cultuurrassen of cultivars in stand gehouden worden.
 
Voorbeeld 3
Tussen Brassica oleraceae var. botrytis (= bloemkool) en Brassica oleraceae var. gemmifera (= spruitkool). Bloemkool en spruitkool hebben dezelfde soortnaam en kunnen dus met elkaar kruisen! Dit geldt ook voor alle andere koolsoorten witte-, rode-, savooikool.

6.2. Massaselectie

Toekomstige zaaddragers van kruisbevruchtende gewassen mogen niet bestoven worden door afwijkende genetische types. Afwijkende genetische types zijn andere rassen, 'schieters' op een naburig perceel met eenzelfde gewas of wilde soortgenoten. Door open bestuiving binnen de streng geselecteerde zaaddragers van het ras (de populatie van zaaddragers),
kunnen de raskenmerken van open bestoven gewassen worden doorgegeven in de populatie. De toegepaste selectiemethode is positieve massaselectie. Hierbij worden alleen de beste planten als zaaddrager uitgekozen.
Bij zelfbevruchtende gewassen waar de zelfbevruchting quasi volledig is, kan toch in mindere of meerdere mate kruisbevruchting voorkomen. Daarom is instandhoudingsselectie noodzakelijk. Afwijkende types worden uit de zaaddragerspopulatie verwijderd. De toegepaste selectiemethode is negatieve massaselectie waarbij de afwijkende planten uit de zaaddragerspopulatie verwijderd worden.

6.3. Raszuiverheid

Binnen de botanische soorten en botanische variëteiten bestaan er verschillende cultuurvariëteiten of rassen.
Een ras is een groep planten die door veredeling gelijkvormig is gemaakt. Na vermeerdering door zaadteelt blijft dit zo op voorwaarde dat er nauwkeurig geselecteerd wordt op de gelijkvormigheid.
Als we deze rassen zuiver willen houden, moeten we inkruising voorkomen (bron: cursus plantenveredeling voor de WEZ, Hervé De Clercq, ILVO)